Stel je eens voor: je bent archeoloog en graaft ergens in Griekenland — weer zo’n schat gevonden onder een tempeltrap. Waarom leggen ze die dingen nooit ergens anders? Hebben oude volken een soort handleiding “schat verstoppen voor dummies”, of ligt het toch ingewikkelder? Mijn collega van de universiteit zei laatst dat in ons eigen Rotterdamse Museumpark waarschijnlijk óók nog schatten liggen — gewoon, op bekende plekken, omdat het “altijd zo is”.
Schatten en menselijk gedrag: toeval of patroon?
Ik merkte het op tijdens een vakantie naar Egypte, maandje of drie geleden. Iedere gids vertelt: “Onze farao’s verstopten schatten altijd onder hun tombe, recht onder het naambordje.” Klinkt toch dom? Maar wereldwijd doen archeologen steeds weer dezelfde vondsten. In Latijns-Amerika, onder piramides. In Azië, onder pagodes. Waarom steeds op deze “logische” plekken?
Praktisch denken, zelfs 3000 jaar terug
Misschien klinkt het te simpel, maar: als je iets waardevols wilt beschermen, stop je het waar niemand zomaar komt — maar waar je zelf straks wél bij kan. De ingang van een tempel, de voet van een beeld, onder een grafsteen. In ons familiehuis in Groningen zei m’n opa altijd: “Verstop geld in de sokkenla — niemand kijkt daar, maar jij vergeet ’t ook niet.” Werkt al vijf generaties zo, al vind ik soms nog kwartjes uit 1957…
Kracht van symboliek en rituelen
Toch is het niet alleen pragmatisme. Oude culturen waren geobsedeerd door symbolische plekken. Een schat begraven onder het standbeeld van een god of direct onder het huis van de koning — dat beschermt volgens hun tradities tegen kwade geesten of dieven. Onze moeder zei altijd: “In het huis van een goede ziel blijft goud eerlijk.” Zo dachten Azteken, Egyptenaren, Chinezen — er zijn eindeloos veel voorbeelden te geven.
Vergissingsfactor en volkswijsheid
Opvallend: soms is de plek juist zo voor de hand liggend, dat niemand het ooit verwachtte. In een oud artikel in NRC werd beschreven hoe een 17e-eeuwse VOC-kapitein schatten begroef… gewoon in zijn voortuin in Amsterdam, omdat hij dacht dat niemand zo stom zou zijn daar te zoeken. Wie weet liggen er nog zulke verrassingen langs de grachten.
Waarom gaan we er nog steeds van uit?
In ons werk als onderzoekers verwachten we nu eenmaal dat schatten te vinden zijn waar traditie dat zegt. Grappig genoeg is dat meestal ook zo. Misschien onderschatten we de voorkeur van mensen om te vertrouwen op gewoontes — eeuwenoude gewoontes, zelfs. Een vriend uit Leiden (hij zit bij de lokale heemkundekring) vertelde pas dat amateurarcheologen precies op die plekken hun “lucky finds” doen. Al, eerlijk is eerlijk, soms is het gewoon mazzel.
Dus — waarom altijd dezelfde plek?
- Praktisch: makkelijk te onthouden en te bewaken
- Symbolisch: beschermende magie of eerbetoon
- Gewoonte: iedereen deed het zo, niemand durfde iets nieuws
Het is als dat oude gezegde: “Verander nooit een winnend team”. Nou ja, misschien geldt het dus ook voor schatverstoppen…
Zelf ontdekken? Of laten liggen?
Misschien wandel je morgen langs de kerk in je dorp en denk je: zou er hier iets onder de drempel liggen? Wie weet. Zelf heb ik nog nooit écht iets gevonden (hooguit een verloren fietsbel, oeps), maar dat is ook de charme — het idee dat er misschien iets is, gewoon onder je voeten. Heb je ooit een onverwachte vondst gedaan op zo’n “hele logische plek”? Deel ’t vooral in de reacties hieronder. De kans is groot dat je dan niet de enige bent!