Op een doorsnee maandagochtend, terwijl de meeste mensen van zijn leeftijd hun derde kop koffie drinken en ‘Tijd voor Max’ kijken, trekt Hendrik Visser – 90 jaar, geboren in Groningen – zijn versleten laarzen aan. En dan: spade in de hand, de tuin uit, richting een vage ruïne achter het dorp. Waarom stopt hij niet, vraagt mijn buurvrouw zich altijd af. Waarom zou je met 90 nog door de modder ploegen? Dat vroeg ik mij eigenlijk ook af, gisteren nog bij de bakker.
Graven als levensenergie – het waarom van blijven zoeken
Hendrik beweert dat elke schop zand hem jong houdt. Klinkt clichématig, maar als je hem ziet, geloof je hem bijna. Zeker toen ik laatst toevallig hoorde dat hij al zijn vakliteratuur nog bijhoudt (en serieus, ik ken dertigers die niet weten wat een monografie is).
Zijn verklaring is verfrissend eerlijk: “Elke vondst, hoe klein ook, is een verhaal dat wacht om ontdekt te worden.” En ja, soms vindt hij precies níets – behalve onverwachte gesprekken met nieuwsgierige kinderen, of een oude sleutel van iemand die hem kwijt was. Maar dat is het grappige: zelfs als er niets uitkomt, komt er altijd íets uit… nou ja, u snapt het wel.
Wat doet graafwerk met je hoofd (en misschien je hart)
Ik ging het laatst opzoeken (ja, beetje beroepsdeformatie). Blijkt uit recent onderzoek van de Universiteit Leiden: fysieke, nieuwsgierige hobby’s maken je ouder wordende brein echt trager oud. Mijn collega Merel zei vorige week op kantoor: “Dat wroeten met je handen geeft echt een gek soort rust, joh.”
En kijk, je hoeft geen archeoloog te zijn om het effect mee te krijgen. Zelfs Hendriks kleindochter – digital native, compleet met TikTok-verslaving – snapt het inmiddels. Ze heeft nu een metaaldetector. Geloof het of niet, maar vorige maand vonden ze samen een munt uit 1912. Niemand werd rijker, maar ik zag ze lachen alsof ze de loterij hadden gewonnen.
Waarom zou jij ook (symbolisch of letterlijk) moeten graven?
- Het breekt je routine – en geloof me, Netflix kan wachten.
- Nieuwe verhalen liggen voor het oprapen. Soms letterlijk: Hendrik vond eens een vermiste trouwring. Dat verhaal gonst nog steeds door het dorp.
- Het brengt je buiten, onder mensen – geen overbodige luxe in Groningse winters.
- Je leert kijken. Niet oppervlakkig, maar echt zíen wat er ‘onder het oppervlak’ gebeurt. Valt het u ook op dat zo veel mensen dat faliekant missen?
Natuurlijk – niet iedereen zal op zijn 90ste in de modder willen wroeten. Er zijn dagen dat Hendrik ook liever binnenblijft, zegt hij zelf (“als het regent, ben ik ook gewoon mens”). Maar juist dat stukje doorzetten maakt het verschil. En ondertussen groeit zijn verzameling glazen flesjes, oude knopen, spijkers en losse verhalen – een rariteitenkabinet waar je u tegen zegt.
Hoe je zelf klein kunt beginnen (en waarom dat genoeg is)
Niet iedereen heeft een ruïne naast de deur. Maar u kunt klein starten: uw eigen tuin, dat bosje bij het winkelcentrum, zelfs het strand op Ameland zit vol verrassingen. Gewoon een schep, of in modern jargon: geocaching. Mijn moeder, 75, deed het laatst voor het eerst – vond niks, maar heeft een halfuur met een wildvreemde over vroeger zitten praten. Vond ze beter dan tv.
Het draait niet om schatten – de meeste archeologen kunnen daarover meepraten. Het gaat om die blik naar buiten, dat andere ritme, misschien zelfs een beetje durven dwalen. Soms voelt het zinloos, maar achteraf blijkt juist daar het mooiste in te zitten. tenminste, dat denk ik – al, misschien werkt het niet voor iedereen…
Laat jij het erbij, of ga je zelf zoeken?
De volgende keer dat u iemand met een spade in de regen ziet staan – misschien toch even groeten. Of gewoon zelf iets uitproberen, wie weet wat u ontdekt. Nieuwe verhalen beginnen waar je ze het minst verwacht.
En als u nog tips heeft voor originele zoekplekken of wonderlijke vondsten – zet ze hieronder in de reacties, zou ik zeggen. In ieder geval: veel plezier, of u nu graaft met een schep of gewoon met een goed gesprek.