Vergeten juridische procedure en de recente beslissing
Een hoger beroep in Oostenrijk heeft recentelijk geleid tot het afwijzen van een verzoek tot uitlevering van de Oekraïense zakenman Dmytro Firtash aan de Verenigde Staten. Het betrof een zaak waarin hij zou betrokken zijn bij vermeende corruptie via een complot om steekpenningen te betalen in India.
De hogere regionale rechtbank in Wenen heeft daarbij de uitspraak van een lagere rechter uit het afgelopen jaar bevestigd. De beslissing, die op 10 december werd genomen, wordt beschouwd als final en niet verder vatbaar voor beroep.
De aard van de aanklacht en Firtash’s verdediging
Firtash wordt door Amerikaanse aanklagers ervan beschuldigd betrokken te zijn bij een samenzwering om steekpenningen te betalen in India. Het doel van deze corruptie zou geweest zijn het verkrijgen van mijnrechten voor titanium, een metaal dat onder andere wordt gebruikt in straalmotoren. De Oekraïense zakenman heeft elke betrokkenheid bij dergelijke activiteiten stellig ontkend.
Volgens de Oostenrijkse rechtbank liep de uitleveringsaanvraag onder meer over de betaling van forse sommen geld—in de tientallen miljoenen euro’s of dollars—voor mijnlicenties in India. Echter, de rechtbank wees de aanvraag af op basis van de immuniteit die voortvloeit uit het internationale recht.
Immuniteitsstatus en juridische interpretatie
Robert Kert, professor aan het Instituut voor Oostenrijks en Europees Economisch Correctie- en Strafrecht, verklaarde dat de beslissing vooral een procedurele bevestiging was en geen inhoudelijke beoordeling van de aanklacht.
Volgens hem mist de Oostenrijkse procureurs de termijn om bezwaar te maken tegen de eerdere uitspraak, omdat Firtash zich op diplomatieke immuniteit beriep. Hij had in het verleden het status van gevolmachtigd vertegenwoordiger van Wit-Rusland in internationale instellingen in Wenen gehad.
De professor gaf verder aan dat volgens hem de belangstelling voor de uitlevering van Firtash niet bijzonder groot lijkt te zijn.
Historisch perspectief en eerdere rechtszaken
Vijf jaar geleden verwierp een federale rechter in Chicago echter een voorstel om de strafzaak tegen Firtash te seponeren. Hij had aangevoerd dat de Verenigde Staten geen jurisdictie hadden over de vermeende misdrijven in India. De rechter oordeelde echter dat de Amerikaanse jurisdictie van toepassing was vanwege de impact op een Amerikaans bedrijf met hoofdkantoor in Chicago.
Het Amerikaanse bedrijf Boeing, dat in Chicago gevestigd is, overwoog ooit om zaken te doen met Firtash, maar besloot dat uiteindelijk niet te doen. Het wordt niet beschuldigd van enige misdragingen in deze zaak.
Firtash werd in 2014 in Oostenrijk gearresteerd en later vrijgelaten na het betalen van een borgsom van 125 miljoen euro (ruim 131 miljoen dollar). De aanklacht die hem in die periode werd voorgelegd, werd door de Oostenrijkse rechter aanvankelijk afgedaan vanwege politieke motieven.
In februari 2017 wees een hogere rechtbank dat afschuwelijke argument als onvoldoende onderbouwd en gaf aan dat Firtash uitgezet mocht worden. In 2019 bevestigde de Oostenrijkse Hoge Raad voor Rechtspraak die uitspraak.



