Wist je dat de Maasai — ja, die kleurrijke stam uit Kenia en Tanzania — hun dorpen volgens een dikke set ongeschreven regels indelen? Niet omdat ze ooit een zelfhulpboek over ‘feng shui’ lazen, maar omdat het gewoon werkt. De afgelopen weken verdiepte ik me (oké, deels uit nieuwsgierigheid — deels omdat mijn buurmeisje juist terugkwam uit Afrika) in hoe hun manier van bouwen draait om balans, verbinding en misschien zelfs rust die je zelfs in een Amsterdamse buitenwijk soms mist.
Alles draait om de kraal
Beginnen bij het begin. De typische Maasai-woning, de enkang of kraal, is geen losse hut die ergens in een veld wordt neergezet. Nee — dorpen krijgen een bijna cirkelvormige structuur, altijd omringd door een stevige heg van stekelige acacia’s. En dat is niet zomaar ‘voor de show’. De omheining houdt niet alleen leeuwen buiten, maar, volgens mijn collega die een paar weken bij hen woonde, symboliseert het ook welzijn en eenheid. Of dat echt zo spiritueel is? Misschien een tikje romantisch, maar feit is: geen enkele hut staat random ergens anders.
Waarom cirkels?
Toen ik de eerste foto’s zag, viel het meteen op: die enorme kring-in-kring-opstelling met de hutjes, het vee in het midden. Volgens een lokale gids uit Nairobi — met wie ik via een Discord-chat sprak — draait het allemaal om samenhang. In de buitenste ring wonen de gezinnen, in het centrum slaapt het vee. Voor de Maasai zijn koeien niet slechts dieren, ze zijn familie, status én bankrekening ineen. De opstelling zorgt ervoor dat alles en iedereen bij elkaar blijft, binnen handbereik. efficiënt, eigenlijk. Wellicht iets om te kopiëren naar onze Vinex-wijken…
- Hutten in een cirkel: ieder gezin dichtbij, niemand buitengesloten
- Vee in het midden: bescherming tegen roofdieren
- Ingangen op het oosten: altijd klaar voor de eerste zonnestralen
Tradities die werken — of toch niet?
Wat mij opviel — en waar ik nog steeds niet helemaal uit ben — is hoe de Maasai rekening houden met zaken als windrichting, zon, en zelfs sociale hiërarchie bij het bouwen. Ouderen krijgen de centrale hutten, dichter bij de dieren. Jongeren aan de rand, waar het ’s nachts nog al eens spannend kan zijn als er hyena’s rondsnuffelen. Een vriend die twee jaar in Tanzania werkte zei: “Het voelde alsof er altijd een logica achter zat, al konden ze het nooit helemaal uitleggen.” Misschien zit daarin juist die harmonie.
Kan je dat Maasai-idee ook toepassen in Nederland?
Nu zal niemand zijn tuinschutting vervangen door doornstruiken, maar wat inspiratie valt er wél te halen. In onze stadsplanning proberen we af en toe dichtbij elkaar te wonen, maar missen we die natuurlijke samenhang. Misschien is het idee van centrale ruimtes — denk aan een gemeenschappelijke binnentuin, een buurtmoestuin, of zelfs alleen maar een bankje waar je je buur kunt spreken — stiekem best Maasai-achtig. Mijn moeder zei altijd: “Begluren mag, groeten moet.” Het draait om verbondenheid — hoe je het regelt, maakt iets minder uit.
Wat kunnen we leren (en wat misschien niet)?
Soms vraag ik me af of deze tradities blijven overleven, nu jongeren die Netflix willen en mobiele torens in hun dorp eisen. Aan de andere kant: die zoektocht naar harmonie, overzicht en veiligheid — dat is volgens mij tijdloos. Of je nou in een hut woont bij de Kilimanjaro, of boven een shoarmatent in Utrecht.
Kortom — kijk eens met een frisse blik naar je eigen woonomgeving. Is het vooral praktisch, of ook een plek voor balans? Een cirkel maken in je achtertuin hoeft niet (al mag het natuurlijk). Maar misschien zorgt een beetje Maasai-filosofie voor een stuk meer harmonie — of rust — dan je denkt. Of misschien werkt het niet en is het gewoon gezellig… Laat me weten hoe jij erover denkt!