Kort geleden in ons buurtkrantje: een foto van een schelp op de Maasvlakte, ooit opgegraven, nu verdwenen — verzopen of weggewaaid. Het lijkt een kleinigheid, maar daar zit ’t hem juist in. Onze geschiedenis brokkelt letterlijk af door klimaatverandering. En nee, dit is geen overdreven angstzaaierij; zelfs de nuchtere vriendin van mijn moeder, nooit bang voor een beetje modder, zegt: “Vorig jaar lag hier nog een Romeinse scherf. Nu alleen zee en zand.”
Klei, veen — en de tijd die we verliezen
Ons land is gemaakt van lagen: klei, veen, zand, nederzettingen, paaltjes, resten van boten. Maar u kent vast het gevoel als veen nat wordt, uitzet of wegspoelt — ineens verdwijnen duizenden jaren. Archeologen in Groningen zagen het vorige maand nog. Door hogere waterstanden drijft het veen omhoog, verstuift en wat overblijft wordt in enkele jaren door regen weggespoeld richting Noordzee. Eerlijk gezegd: toen ik de foto’s zag, schrok ik.
Waarom maakt het uit? Nou, best veel dus
- Bij iedere storm vallen nieuwe resten bloot, maar nog vaker worden ze voor altijd weggevaagd.
- Unieke vondsten — soms piepkleine romeinse kralen, soms hele houten huizen — spoelen letterlijk de zee in. Daar zoeken duikers ze nooit meer terug.
- Gebieden als Schokland en Texel staan onder permanente druk: landbouw, dijken én steeds grilliger weer slokken alles op wat archeologen amper hebben geregistreerd.
Niet alleen in musea — het ligt onder uw voeten
Een fun fact tussendoor: mijn oude buurman, ras-Amsterdammer, heeft ooit bij werkzaamheden in zijn tuin een zestiende-eeuwse pijpenkop gevonden. Zo’n toeval wordt steeds zeldzamer. Door droogte en heftige regen vallen stukken historie tussen wal en schip (of in de sloot, zoals laatst in Friesland).
Archeologen waarschuwen: we verliezen niet alleen tastbare objecten, maar ook vergeten verhalen — hoe vissers vroeger hun netten droogden, waar schooltjes stonden voor de grote ruilverkaveling. En eerlijk, soms voelt het alsof we pas iets waarderen als het (bijna) weg is.
Wat nu? Kunnen we iets doen?
— Dat hangt ervan af. Een paar dingen helpen, al zijn ze niet zaligmakend:
- Slimmer monitoren: in Zeeland werken vrijwilligers met apps om vindplaatsen te melden zodra er stormschade is. Simpel, effectief — als mensen eraan denken.
- Minder graven, vaker ‘in situ’ laten liggen. Paradoxaal, maar door minder te verstoren (en bijvoorbeeld met drones of radars te scannen) blijft meer bewaard voor wie ná ons komt.
- Lokale acties: laatst begon in Drenthe een buurtinitiatief voor tijdelijke bescherming van kwetsbare grafheuvels. Het werkt, al houd ik m’n hart vast bij de volgende hoosbui.
maar — en dat kan ik niet mooier maken — als het weer extremer wordt, zijn sommige vondsten gewoon niet te redden. Misschien geldt: alles vastleggen wat kan, foto’s delen, verhalen opschrijven. Want morgen kan het toch allang weg zijn.
Waarom u dit niet moet wegklikken (of juist wél?)
Dit is geen klaagzang, meer een herinnering: ons verleden is kwetsbaar — en voor een deel letterlijk uit ’t zicht aan het verdwijnen. Volgende keer dat u over een nat grasland of langs een dijk wandelt: kijk om je heen. Misschien ligt daar die laatste scherf, of zit juist het volgende verhaal onder je voeten. Ik twijfel soms of het helpt, maar bewust zijn — dat is altijd stap één. Reageer gerust onder dit stuk als u ooit zelf iets bijzonders vond, of als u denkt: “ach, het is de natuur”. In ieder geval — laten we niet doen of dit alleen voor tv-documentaires is.