Op een heldere nacht in de Achterhoek — of nou ja, toen ik er laatst fietste — vielen me ineens al die knipperende sterren op. Je zou denken: logisch, sterren flikkeren gewoon. Maar klopt dat eigenlijk wel? Wat als ik zeg dat het heel anders zit dan we gewend zijn te denken? Tijd om af te rekenen met dit hardnekkige ruimte-idee dat zelfs je oude natuurkundeleraar nooit nuanceerde.
De simpele waarheid: sterren knipperen niet écht
Het klinkt gek, maar sterren knipperen zelf helemaal niet. Ze zijn miljoenen of miljarden jaren stabieler dan je buurman op een zondagochtend. Dat geflikker dat je ziet — dat ligt aan onze dampkring, niet aan de sterren zelf. Dit hoorde ik trouwens niet op school, maar pas tijdens een pubquiz in Rotterdam (waar mijn team kneiterhard verloor, maar dat terzijde).
Wat gebeurt er dan in de lucht?
Als het licht van een ster onze dampkring binnenkomt, moet het door verschillende lagen lucht met telkens andere temperaturen en dichtheden. Hierdoor buigt het licht steeds een beetje af, soms meer naar links, dan weer wat omhoog — beetje zoals de wind je fietsroute ruïneert tussen Den Bosch en Tilburg. Daardoor lijkt het licht van de ster te bewegen of te flikkeren aan onze kant van de atmosfeer.
- Hoe lager de ster staat, hoe meer turbulentie: daarom knipperen sterren dichter bij de horizon sterker.
- Planeten flikkeren bijna niet: hun schijnbare grootte maakt ze stabieler in ons zicht.
- In de stad zie je minder geflikker — lichtvervuiling doet ‘t werk. Of het helpt is een tweede…
Het verschil met planeten: geen glitterfestijn
Stel je voor: Venus aan de ochtendhemel, superhelder. Die planeet knippert amper — dat merk je als je ‘s ochtends heel vroeg op Schiphol staat te wachten op je vlucht naar Spanje. Planeten lijken constanter juist omdat hun schijnbare diameter een beetje groter is. De verstrooiing van het licht wordt als het ware “gemiddeld”, dus ze dansen minder uit de pas dan die scherpe puntjes van sterren.
Waarom geloven we zo graag in knipperende sterren?
Het idee blijft hardnekkig. Misschien omdat het romantisch klinkt? Of doordat liedjes en kinderboeken het opvoeren als magisch verschijnsel. Mijn nichtje vroeg laatst: “zijn vallende sterren en knipperen hetzelfde?” (antwoord: nee, maar probeer dat maar uit te leggen aan een zesjarige na bedtijd…)
Wetenschappers weten al lang hoe het zit. Al in de 18e eeuw observeerden bekende Hollandse astronomen als Eise Eisinga dat het knipperen vooral een lokaal aardse zaak is. Toch — ik betrap mezelf er ook soms nog op om tegen iemand te zeggen “Mooi hè, hoe die sterren vanavond stralen,” terwijl ik eigenlijk bedoel: “Wat een drekgordel van lichtvervuiling boven Utrecht.”
Kun je zelf het verschil zien?
Ja, en het is eigenlijk best leuk. Probeer op een donkere plek buiten de stad de helderste “ster” te vinden die niet knippert — grote kans dat het een planeet is. En als je weet dat het flikkeren door onze lucht komt, zie je ineens hoe dynamisch onze atmosfeer is. Kleine tip: begin in maart, als de luchten vaak kraakhelder zijn (nou ja, als je mazzel hebt met het Nederlandse weer).
Dus, als je de volgende keer ’s nachts omhoog kijkt…
Denk dan aan dat gekke feitje: sterren zelf blijven keurig stabiel branden. Het knipperen? Dat is ons eigen feestje, door de grillen van de dampkring. Misschien relativeert het wat — we zien de kosmos niet zoals die echt is, maar zoals we ‘m kunnen waarnemen. In een tijd waarin fake news overal is, is deze optische illusie eigenlijk best onschuldig, toch?
In ons buurtgroepje op WhatsApp dachten laatst ook een paar mensen dat een “knipperende ster” iets bijzonders betekende. Moest ik tóch weer even de nerd uithangen… hoe dan ook, ga eens buiten staan en kijk met nieuwe ogen omhoog. Wie weet ontdek je iets wat je nooit eerder opviel. En laat gerust een reactie achter — misschien zie jij het heel anders!