De rechtszaak van voormalig FBI-agenten
Op maandag hebben twaalf voormalige FBI-agenten juridische stappen ondernomen om hun banen terug te krijgen. Zij werden ontslagen nadat ze tijdens een protest voor raciale rechtvaardigheid in Washington in 2020 op één knie gingen. Volgens hen was hun actie bedoeld om een explosieve situatie te kalmeren en niet bedoeld als een politieke uiting.
Context en omstandigheden van de actie
Deze agenten stellen in hun rechtszaak dat ze op 4 juni 2020, enkele dagen na de dood van George Floyd door de politie in Minneapolis, onder supervisie van de FBI werden ingezet in de Amerikaanse hoofdstad tijdens de periode van onrust. Zonder uitgebreide training in crowdsourcing en met gebrek aan bescherming, stonden ze tegenover agressieve menigten. Om de spanning te verminderen besloten ze op één knie te gaan, in de hoop dat dat de situatie zou de-escaleren. Volgens de rechtszaak werkte deze tactiek; de menigten verplaatsten zich, er werden geen schoten gelost en de agenten zouden volgens de beschrijving ‘Amerikaanse levens hebben gered die dag.’
Politieke perceptie en ontslag
De agenten beweren dat zij in september door directeur Kash Patel ontslagen werden omdat men dacht dat zij geen politieke affiliatie hadden met President Donald Trump. Ze claimen dat hun besluit om te knielen op 4 juni verkeerd geïnterpreteerd werd als een politieke manifestatie. Volgens de rechtszaak waren ze toegewijd aan het uitvoeren van hun taken tijdens een periode van rellen, en wordt hun actie beschreven als een poging tot tactische de-escalatie, niet als politieke expressie.
Operaties en interne beoordelingsproces
Het FBI-onderzoek bevestigde dat de agenten geen politieke motieven hadden gehad. De toenmalige plaatsvervangend directeur concludeerde dat er geen disciplinaire maatregelen genomen moesten worden. Het ministerie van Justitie uitte vergelijkbare zorgen en erkende dat de agenten zich in een kwetsbare situatie bevonden. Pas nadat Kash Patel in februari de leiding overnam, veranderde het beleid binnen het FBI. Verschillende agenten die hadden geknield, werden uit leidinggevende functies verwijderd en er werd een interne disciplinaire procedure gestart, die uiteindelijk leidde tot hun ontslag wegens ‘onprofessioneel gedrag en gebrek aan onpartijdigheid.’
Beschuldigingen en juridische argumenten
De rechtszaak stelt dat de ontslagen van de agenten onderdeel waren van een politiek gemotiveerde wraakactie door degenen die hen beschouwden als sympathiek voor tegenstanders van President Trump. Het beschuldigt de betrokkenen ervan op een partijdige wijze te handelen, met het intentie om de agenten te straffen in plaats van een rechtvaardige beoordeling te maken. De agenten werden omgekomen tijdens een chaotische confrontatie, waarbij menigten werden aangemoedigd om te knielen, een gebaar dat op dat moment algemeen erkend werd als symbool van solidariteit met George Floyd.
De tactiek en het doel van de knielactie
Volgens de rechtszaak werden de eerste agenten die knielden bij de menigte het eerst geconfronteerd met toenemende agitatie. Omdat ze beperkt waren in het gebruik van dodelijk geweld en niet beschikten over de nodige middelen voor crowd control, kozen zij ervoor om te knielen. Dit was volgens de beschrijving hun meest tactisch verantwoorde keuze om geweld te voorkomen en de orde te bewaren. De actie was bedoeld als een tactische en niet-politieke reactie om een gevaarlijke situatie te de-escaleren.
Verzoeken en verwachtingen van de rechtszaak
- Herinstelling in dienst
- Een rechterlijke uitspraak dat de ontslagen ongrondwettelijk waren
- Terugbetaling van achterstallig salaris
- Andere financiële schadevergoedingen
- Uitsluiting van het personeelssysteem van de documenten rondom de ontslagen
