Wist u dat veel archeologen in Nederland, ondanks alle drones en 3D-scanners, nog steeds touwtjes en meetlinten gebruiken — net als hun collega’s uit 1925? Op het eerste gezicht klinkt dit ouderwets, misschien zelfs een beetje koppig. Maar wie ooit een veldje omspit bij windkracht zes op de Texelse terp, snapt waarom sommige gewoontes niet zomaar verdwijnen. Hoe kan het dat erfgoedjagers met lasertechnologie toch nauwgezet blijven tekenen met de hand?
Digitaal versus klassiek: waarom het oude niet weggaat
De afgelopen jaren leek digitalisering alles over te nemen. Mijn buurman — IT’er in Utrecht — zwoer zelfs dat “AI alles sneller doet dan mensenhanden”. Klopt voor een deel: grondradars kunnen diepere lagen zichtbaar maken, software zet scherven in elkaar in seconden waar mensen weken puzzelden. Toch zie ik bij kleine, modderige opgravingen nog altijd hetzelfde beeld: archeologen op de knieën, papier op clipbord, gummen aan de rits.
Handmatig meten: betrouwbaarheid boven snelheid
Eerlijk, ik dacht ook een tijdje dat alles digitaal moest. Maar een oudere collega – opgravingsleider ergens bij Nijmegen – vertelde laatst iets dat bleef hangen. “Je vertrouwt je ogen, je handen, je gevoel voor diepte. Dat leert geen computer je.” Het punt: bij veel veldwerk speelt context een grotere rol dan technologie kan inschatten. De geur van natte klei, het verschil tussen een echte verkleuring en schaduw, of een randje dat nét niet helemaal recht loopt… die dingen vangt een laser niet.
Praktijkvoorbeeld: touw, meetlint en een flinke schep geduld
- Profielen tekenen: Nog steeds het allerduidelijkst met potlood — ik zag onlangs in Noord-Holland een complete muur door niemand opgemerkt, tot iemand hem ouderwets met de hand uittekende.
- Grondonderzoek: Soms is het simpelweg goedkoper en sneller om met een scherp schepje en meetlint te meten dan te wachten op een drukke 3D-operator.
- Bruikbaarheid: Papieren veldtekeningen raken niet spontaan ‘kwijt’ bij een softwarecrash of als je iPad natregent. En ja, dat gebeurt vaker dan je denkt — collega’s in Friesland bevestigen.
De kracht van vertraging en het menselijke oog
“Even met de hand tekenen is soms juist een rustmoment,” zei een stagiaire me onlangs, ergens tussen regenbuien in de Achterhoek. Hoewel snelle tech verleidelijk is, geeft langzaam werken ruimte om écht te observeren. Iets wat je mist zodra je alles met drones vastlegt. En als je met collega’s samen het profiel naloopt aan het eind van de dag… je ziet meer, je leert meer.
Waarom oude methodes niet zullen verdwijnen (tenminste voorlopig)
Misschien denk je: zijn archeologen niet hopeloos conservatief? Nou ja, misschien een beetje — al speelt ervaring een grotere rol. Niemand wil riskeren dat een uniek bodemspoor verdwijnt omdat de techniek het begeeft op een cruciaal moment (vriend uit Groningen vertelde over een natte opgraving waar alle iPads uitvielen: paniek). En zo’n handgetekend veldboek — het is zelfs wettelijk archief voor monumentenzorg.
Toekomst: mixen of loslaten?
Het is 2025, tech wordt slimmer. Maar in het veld blijven mensenhanden nodig — al was het maar om te dubbelchecken of die mooie digitaal opgemeten sleuf niet net een halve meter verkeerd ligt door gps-storing. Misschien is dat typisch Nederland: open voor innovatie, maar gehecht aan het vertrouwde. Misschien ook gewoon nuchter: ‘Waarom fixen wat niet stuk is?’
Wat denk jij?
Heeft het zin om vast te houden aan oude gewoontes? Of moeten we het veldwerk eindelijk overgeven aan de automatisering? Ik ben benieuwd — allicht zie ik het verkeerd. Laat een reactie achter of deel je eigen ervaringen, want in dit vak blijft discussie… nou ja, eeuwenoud.