Je hebt vast wel eens een hippe foodvlog gezien waar middeleeuwse gerechten worden nageboekt — iedereen zwaait met tinnen lepels en noemt alles “authentiek”. Maar wat gebeurt er écht als je zo’n oud recept stap voor stap volgt, zonder moderne shortcuts? Ik probeerde het, ergens tussen lunchpauze in Amsterdam en een regenachtige zondag in Utrecht. Spoiler: het smaakte… apart. Maar laten we het in stukjes hakken.
Waarom überhaupt middeleeuws koken?
Vraag jezelf af: waarom zou je recepten volgen van mensen die dachten dat tomaat giftig was? Nou, volgens mijn buurman — die geschiedenisleraar is — leer je meer over een tijdperk via hun eten dan via hun boeken. Op internet vinden we alles: van appeltjes uit het “Boek van goede Spijze” tot handgeschreven Franse ragoûts. En ergens, tussen nepkruideniers op Instagram en hardcore foodies in Rotterdam, dacht ik: waarom niet gewoon proberen?
Het geduld van een monnik (maar zonder bier)
Mensen romantiseren middeleeuwse gerechten. Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen: het is vaak wachten, malen, prakken. Even serieus: je hebt voor sommige recepten een vijzel, een eierklopper én een koe nodig (oke, dat laatste is overdreven, maar de ingrediëntenlijst was minstens zo uitdagend). M’n collega’s geloofden hun ogen niet toen ik vier verschillende specerijen inzette voor één saus. Toch gek hoe saffraan ooit gewoon uit een schuurtje in Haarlem kwam…
- Recepten zijn vaag (“neem een redelijke hoeveelheid wijn” — oké, wat is redelijk?)
- Bereidingstijd? Soms enkel: “tot het gaar is” — zeg daar maar eens je planning op af
- Kruidenmixen? Onverwacht heftig: kaneel met peterselie — tja, smaken verschillen…
De clou: smaakt het eigenlijk lekker?
Zal ik eerlijk zijn — het viel niet tegen, maar ik weet niet of je het elke week wilt eten. De eerste hap van mijn “gevulde torta” was verrassend pittig. Kruidnagel, nootmuskaat en iets dat leek op rauwe ui — in één mondvol. Mijn vriendin lachte en zei: “Het ruikt naar kerst, maar smaakt als iets uit mijn vaders tuin.” Misschien is middeleeuws koken vooral een spel van verwachtingen.
Overigens: de middeleeuwse keuken is minder saai dan je denkt. Ik kwam specerijen tegen waar mijn moeder nog nooit van had gehoord. Sommige dingen — zoals amandelmelk uit oude kookboeken — zijn verrassend hip anno 2024 (wie had dat gedacht?). Maar zout was duur, en suiker nog duurder, dus alles proeft soms een beetje… ongezoet. Misschien dat het daarom zo goed smaakt bij een glas Belgische trappist, maar daar liep het recept weer op vast.
Tips als je zelf de sprong wilt wagen
- Begin klein — kies géén feestmaal voor twintig man, tenzij je fan bent van chaos in de keuken
- Check lokale toko’s voor specerijen, die liggen écht niet altijd bij AH in de schappen
- Zoek een recept met duidelijke stappen (mijn chaotische probeersel was misschien te ambitieus…)
- En vooral: nodig vrienden uit die van avontuur houden, niet alleen van eten
Overweeg je het zelf? Het is soms frustrerend — mijn oven deed raar en de notenmolen liet me in de steek — maar dat maakt het memorabel. En het helpt tegen food-burnout; je ervaart letterlijk hoe anders eten kan zijn. Of dat nou iets voor elk weekend is… twijfelachtig. Maar voor één avondje? Aanrader.
En nu?
Misschien kun je morgen gewoon zin krijgen om je keuken om te toveren tot een burcht. Of niet, kan ook — smaken verschillen, zoals m’n oma altijd zei. In ieder geval: heb je ooit zelf zoiets geprobeerd? Deel je verhaal hieronder, ik ben benieuwd — want misschien sloeg ik de plank volledig mis. In ieder geval: eet smakelijk, en laat je niet ontmoedigen door lastige recepten. In het ergste geval ontdek je je eigen versie. In het beste geval… nou ja, daar kom je maar op één manier achter.